afb. Fotopersbureau Het Zuiden, 19 januari 1932
BedrijfsactiviteitenProductie en distributie van gas.Geschiedenis van de gasbedrijven in ‘s-HertogenboschHet was de arrondissementsijker J. Everts die in 1835 in 's-Hertogenbosch voor het eerst toestemming kreeg een gasfabriek aan te leggen in een tuin aan de Tweede Nieuwstraat (St.-Jozefstraat). Vermoedelijk was deze 'fabriek' bestemd voor de verlichting van één huis of bedrijf. Dertien jaar later vroeg H. van den Ouwelant toestemming om de stad met gas te mogen verlichten. Vooralsnog kreeg hij daarvoor geen toestemming: eerst moesten zij een plaats aanwijzen waar hun fabriek zou komen. J. de Brouwer stelde in 1854 een particuliere gasfabriek in werking op het terrein van het voormalige Geertruiklooster in de Orthenstraat ter plaatse van de voormalige panden Orthenstraat 43-47. Het gas werd gebruikt voor de straatverlichting. In 1865 zijn er voor de openbare verlichting 308 lantaarns voor vol licht en 225 voor half licht in gebruik. Na ingebruikname van de nieuwe gemeentelijke gasfabriek aan de straatweg naar Vught in 1890 werd de fabriek aan de Orthenstraat gesloopt. Op dit terrein werden drie woonhuizen der familie van Meerwijk gebouwd.Op 21 juni 1887 werd besloten van gemeentewege een gasfabriek op te richten en te exploiteren. Ten westen van de straatweg naar Vught. Directeur van deze nieuwe fabriek werd Bolsius. Op 1 januari 1890 ging deze fabriek in bedrijf en ruim veertig jaar productief geweest. Deze gasfabriek werd op 15 januari 1932 buiten werking gesteld, nadat de gemeenteraad op 25 februari 1930 het besluit genomen had voortaan cokesovengas van de Staatsmijnen te betrekken. Het mijngas werd vanuit Limburg met een pijpleiding aangevoerd en opgeslagen in de gashouder in West. Bij de bevrijding van de stad, werd de gashouder onbruikbaar door meerdere inslagen. De gashouder werd hersteld en bleef nog ruim twintig jaar in gebruik. Door de vondst van aardgas in Groningen waardoor het mijngas verdween waardoor de gashouder buiten gebruik raakte. |
Bronnen | |
• | Henny Molhuysen, 'Verhalen en legenden : Gas' in: Brabants Dagblad (1993) |
• | Henny Molhuysen, 'Verdwenen stadsbeelden : Een gemeentelijke gasfabriek op de Vughterpoort' in: Brabants Dagblad (1997) |
• | Jan Mosmans, Alph.G.J. Mosmans, Oude namen van huizen en straten te 's-Hertogenbosch, Nrs. 123-125 ('s-Hertogenbosch 1907) 27 |
Vandaag: De oude gasfabriek die jarenlang zorgde voor licht en warmte in de donkere huiskamers van Bosschenaren, en in 1932 werd gesloopt. Het lijkt tegenwoordig zo normaal; je drukt op een knop en het licht brandt. Je draait aan een kraan en er komt helder water tevoorschijn. Ook aan gas ben je gewoon gewend: het verwarmt je huis en je kookt er je eten op. In 1854 was er voor het eerst gas in Den Bosch: een particuliere gasfabriek in de Orthenstraat leverde dat product, zodat de straten voortaan door gaslantaarns verlicht werden. Maar de prijs van gas was hoog en de kwaliteit slecht. Regelmatig kaartte de Kamer van Koophandel deze kwestie aan: er diende iets aan de monopoliepositie van het bedrijf gedaan te worden. Op 21 juni 1887 besloot de gemeenteraad tot het oprichten en exploiteren van een gemeentelijke gasfabriek. Dit gebeurde buiten de binnenstad, op een terrein 'aan de Westzijde van de straatweg naar Vught'. Binnen korte tijd werd een heel complex van gebouwen gerealiseerd: opslagterreinen voor de steenkool, verbrandingsovens voor het verkrijgen van het gas, een gashouder, werkloodsen en dienstwoningen. Vooral de gashouder was belangrijk als opslagmogelijkheid: immers de aanvoer van het gas kon op vaste tijden plaatsvinden, maar de verbruikers namen niet altijd evenveel en tegelijkertijd af. De gashouder was de voorraadschuur tussen productie en afname. Naast de gashouder bepaalde ook een hoge schoorsteen het silhouet van de Bossche gasfabriek. De gasfabricage leidde niet alleen tot activiteiten in het gebied Vughterpoort, maar ook elders in de stad. De benodigde 'Duitsche of Engelsche Gaskolen'(in 1895 bijvoorbeeld bijna 6½ miljoen kilo: 6.300 ton) moesten per spoor of vrachtboot naar Den Bosch worden vervoerd. Er mochten niet meer dan vijf wagons per dag aangevoerd worden, méér kon er kennelijk niet verwerkt worden. In het contract tot levering van de kolen was vermeld dat de leverancier in 'Gevallen van farce majeure, oorlog, mobielverklaring van het Duitsche of Engelsche leger, werkstaking in de gecontracteerde mijn, grootere storing in het bedrijf en belemmering van het spoorweg- en scheepsvervoer' niet tot deze levering verplicht was. De aanvoer van kolen leidde tijdens de Eerste Wereldoorlog tot moeilijkheden, omdat de levering staakte. Geen wonder, dat men naar andere oplossingen zocht. Dat gebeurde niet alleen in Den Bosch, maar vanzelfsprekend in het gehele land. De Limburgse mijnen zouden wellicht kolen of zelfs het benodigde gas leveren. Op 25 februari 1930 nam de gemeenteraad het besluit om cokesovengas van de Staatsmijnen te gaan betrekken. Dit besluit hield de sluiting van de Bossche gasfabriek in. Op 15 januari 1932 werd de gemeentelijke gasfabriek buiten werking gesteld. In het Plan West was inmiddels een opslagtoren voor het Limburgse gas gerealiseerd. De gemeenteambtenaren kregen een nieuwe functie binnen de gemeente. De gebouwen konden gesloopt worden. Na de sloop van de gasfabriek werden in de jaren dertig riante villa's op het terrein gebouwd. Op 24 mei 1932 nam de gemeenteraad de 'Voorwaarden' aan waarop gebouwd kon worden. Nog dezelfde maand werden percelen verkocht voor bedragen tussen de ƒ 15,- en ƒ 7,50 per m2. De villa's zouden vóór 1 juli 1933 gerealiseerd moeten zijn. Maar nog tientallen jaren later zou de invloed van de gasfabriek blijken: de bodem was sterk verontreinigd en diende geschoond te worden. |
's-Hertogenbosch kent al 140 jaar gasgebruik. Eerst was het een particuliere onderneming, later een stadszaak. En na het mijngas kwam het aardgas. Het was de arrondissementsijker J. Everts die in 1835 in 's-Hertogenbosch voor het eerst toestemming kreeg een gasfabriek aan te leggen in een tuin aan de Tweede Nieuwstraat (= St.-Jozefstraat). Vermoedelijk was deze 'fabriek' bestemd voor de verlichting van één huis of bedrijf. Dertien jaar later vroeg H. van den Ouwelant toestemming om de stad met gas te mogen verlichten. Vooralsnog kreeg hij daarvoor geen toestemming: eerst moesten zij een plaats aanwijzen waar hun fabriek zou komen. Pas jaren later zou de eerste gasfabriek gerealiseerd worden. J. de Brouwer stelde in 1854 een particuliere gasfabriek in werking. Directeur werd N. Bolsius, die in 1878 werd opgevolgd door zijn zoon P. Bolsius. Het gas werd gebruikt voor de straatverlichting. De Brouwer had zijn fabriek aan het Ortheneinde, het laatste deel van de Orthenstraat. De jaarlijks terugkerende overstromingen zetten soms zelfs de stad onder water. Dat leidde in 1879-1880 tot moeilijkheden en de stad zat enige dagen zonder gas. Omdat de fabriek verplicht was voor de gastoevoer naar de straatverlichting te zorgen, werden de lantaarns van olielampen voorzien. Het jaar daarop had Bolsius maatregelen genomen en werden de lampen ongestoord voorzien van gas. Bolsius kreeg daarvoor een beloning; hij kon kiezen tussen een gouden horloge met inscriptie of een reis naar de tentoonstelling in Parijs in 1881. Hij koos voor de reis. Op 21 juni 1887 werd besloten van gemeentewege een gasfabriek op te richten en te exploiteren. Men had reeds een terrein in gedachte: ten westen van de straatweg naar Vught. Directeur van deze nieuwe fabriek werd Bolsius. Op 1 januari 1890 ging deze fabriek in bedrijf en hij is ruim veertig jaar productief geweest. De gemeentelijke gasfabriek werd op 15 januari 1932 buiten werking gesteld, nadat de gemeenteraad op 25 februari 1930 het besluit genomen had voortaan cokesovengas van de Staatsmijnen te betrekken. De oude fabriek werd afgebroken en ter plekke op de Willem van Oranjelaan, verschenen herenhuizen. Het mijngas werd vanuit Limburg met een pijpleiding aangevoerd. In 's-Hertogenbosch werd dit gas opgeslagen in de gashouder die in West gebouwd was. Oktober 1944, bij de bevrijding van de stad, was deze gashouder een van verre herkenbaar punt. Het was dan ook geen wonder dat talrijke inslagen het geheel onbruikbaar maakte. De gashouder werd hersteld en is nog ruim twintig jaar in gebruik gebleven. In Groningen werd een ontzettend grote aardgasbel aangetroffen die geheel Nederland voor een langdurige periode van aardgas zou kunnen voorzien. De mijnen werden gesloten en het mijngas verdween. De gashouder raakte in ongebruik, want voor het aardgas was geen aparte depotruimte nodig. |
1993 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : GasBrabants Dagblad donderdag 1 juli 1993 (foto) |
|
1997 |
Henny MolhuysenVerdwenen stadsbeelden : Een gemeentelijke gasfabriek op de VughterpoortBrabants Dagblad donderdag 5 juni 1997 (foto) |